De aardappeleters
Ruige herdershond bij de boeren en de wevers:
kiest het hondenpad dat naar de donkere
sombere hutten voert
bijt zijn tanden niet stomp
op de oude vijl van de onverkoopbaarheid
zoekt iets wat groene zeep- en koperachtig is
ziet in de hutten niets dan wat hij ziet:
de knollen, gepoot, gerooid, gekookt en opgeprikt
verbeeldt zich niet, herinnert zich
de vorken in de handen van de handenarbeid
het spek, de rook, de aardappelwasem
‘s avonds, of misschien in het daglicht
of allebei, of geen van beiden
niet anders kunnende zijn dan hij is.